Marnix de Bruyne
We moeten gaan. Nederlandse boeren in Zimbabwe
Podium, 390 p., € 19,99

Daar zat journalist Marnix de Bruyne uit porseleinen servies thee te drinken met Ian Smith, de hoogbejaarde vroegere president van Rhodesië. De man die de onafhankelijkheid van zijn land uitriep, waarna kort daarop een burgeroorlog uitbrak. Het is prijzenswaard hoe onbevooroordeeld en genuanceerd De Bruyne de historische ­figuur Smith portretteert; de man (verguisd ten tijde van het anti-apartheidsactivisme) is een conservatief, door en door Brits, fel anticommunist, die gelijk heeft gekregen over het gevaar van dictator Robert Mugabe.

Het is prijzenswaard hoe onbevooroordeeld en genuanceerd De Bruyne de historische ­figuur Smith portretteert

De vele van origine Nederlandse boeren die na de Tweede Wereldoorlog emigreerden naar Rhodesië kunnen ervan meepraten. Vaak waren ze oud-Indiëgangers, naoorlogs opgeleid op een koloniale landbouwschool in Deventer, landbouwers zonder land die terecht konden in Rhodesië, waar de verhoudingen tussen blank en zwart gelukkig minder verkrampt en ideologisch waren als in Zuid-Afrika destijds. Dat veranderde toen Smith zijn land afscheidde van Engeland; de positie van de zwarten werd ondergeschikter. In de oorlog tegen de ‘terroristen’ vochten de Nederlandse boeren mee, patrouillerend of jagend op vrijheidsstrijders tot de grens van Mozambique. Na de onafhankelijkheid, toen Rhodesië Zimbabwe werd en Mugabe de macht kreeg om die nooit meer af te staan, veranderde de situatie voor de boeren allengs. Vanaf 2000 zijn vrijwel alle boeren door ongeregelde troepen piepjonge zwarte ‘veteranen’ van hun land verdreven, met grof geweld. De Bruyne zoekt ze op, volgt ze, reconstrueert hun geschiedenis en toont hun ongebroken positieve geest. Indrukwekkend en tragisch.

(Jeroen Vullings)